Bekend terrein
Tijdens mijn Camino Portugues van Porto naar Santiago liep ik grote stukken langs de Atlantische kust. Ik was diep onder de indruk. De oceaan, een brute natuurkracht, die op de kust inbeukte. Deze dagen joeg de wind de golven nog harder op, van metershoog stortten ze zich op de rotsen. Hoe klein en nederig voel ik mij dan, nog kleiner dan een zandkorrel op het strand dat door het water ingenomen wordt en weer met rust gelaten wordt, voor even.
Ik voelde mij op bekend terrein, zo naast dat grote wateroppervlakte. Dat werd versterkt door de vele vissersdorpen die de route aandeed. Vissersbootjes aan wal, smachtend om de oceaan te trotseren, maar nog liever wachten ze tot de wind wat afzwakt. Grote klossen nylondraad, gereed om gebruikt te worden voor het boeten (herstellen) van de netten stonden op de kade. Oranje vlaggen die straks als minuscule herkenningspunten op de golven dobberen. Zonder de zilte geur die onlosmakelijk met deze kust verbonden is, werd ik teruggeworpen naar een woonplaats van, wat lijkt, eeuwen geleden.
Aarden op het eiland
Als kleutertje verhuisde ik eind jaren ’70 met mijn ouders, zus en broertje naar Urk, voormalig eiland in de Zuiderzee, een vissersdorp bij uitstek. Geloof, familie en de visserij, dat zijn de drie pijlers waar deze besloten gemeenschap op rust. Aan geen van de in beton gegoten pijlers kon ik meedoen. Het geloof beleden we niet streng genoeg, familie hadden we niet op Urk en niemand van ons gezin deed iets in de visserij. Het werk van mijn vader was met regelmaat juist een tegenwerkende factor voor de vissers. Als politieagent handhaafde hij, in een tijd met aangescherpte quota voor de visvangst, bij de invallen van de Algemene Inspectiedienst. Dat werd hem, en daarmee ons als gezin, niet in dank afgenomen.
In deze omgeving groeide ik op, zo goed en zo kwaad als dat ging. Ik genoot van het over de haven fietsen, langs de grote kotters en botters op de scheepswerven. Ik snoof de geuren op van de slijptol over het metalen oppervlakte, dieseldampen van vertrekkende schepen, de palingrokerijen die de nieuwe vangst verwerkten. De geur van bedrijvigheid. Dat waren de gouden momenten, net als het verstoppertje spelen tussen de megagrote klossen nylondraad in het nettenfabriekje naast het huis van een vriendje. Of vlakbij de sluis, met het zoontje van de sluiswachter, door het hoge gras rennen, kijkend naar de pleziervaartuigen die hun weg door de Urkervaart de polder in vervolgden. Of iglo’s maken met blokken van de in verdwaalde kratten van de visafslag gestampte sneeuw.
Vraagtekens
Minder leuke herinneringen heb ik aan het gevoel van buitengesloten worden, als vremdesnuut‘ paste ik niet in het plaatje van het Urker meisje. Hoe zeer ik mij probeerde aanpassen, het werkte niet. Sommige dingen vond ik ook lastig te plaatsen. Waarom moet je lange zwarte jurken met kousen dragen als het 28° is, vroeg ik mij af, terwijl ik met mijn zus in korte broek buiten speelde. Hoezo mag je op zondag niet autorijden, dan kunnen we niet naar onze familie buiten Urk. Hoezo scheld je mij uit, terwijl in de Bijbel staat dat dat niet christelijk is? Als 8- jarige had ik het er moeilijk mee. Ik probeerde Urkers te praten, als jong kind ging dat vanzelf, maar elke keer als we bij familie in het Westland op bezoek waren, moest ik ‘Hollands’ praten. Net alsof het Westlands perfect ABN is, haha, maar dat is een ander verhaal. Ik weet nog dat ik mij heen en weer geslingerd voelde tussen die twee taaltjes.
Als puber zette ik mij af tegen Urk, ik vond het maar een stom dorp (afsteken en laten afdrijven was het credo), we verhuisden – eindelijk!- naar Emmeloord, zo’n 12 km verderop. Urk achtervolgde mij, want veel van mijn klasgenoten stapten elke dag op de fiets of in de bus om over de Urkerweg in Emmeloord naar school te gaan. Met basketball speelden we regelmatig tegen Orca’s, de Urker basketballvereniging. Die wedstrijden, daar had ik nooit zin in.
Mooi dorp
Ondanks het feit dat ik mij altijd als een buitenstaander heb gevoeld, blijft Urk mij fascineren. Het blijft een mooi dorp, met een bijzondere cultuur. Een aantal jaren geleden trok in de lokale boekhandel een kaft met een schol en felgele letters mijn aandacht. Ik herkende de platvis direct. Hoe vaak had ik de baklucht geroken van de scholletjes en tongetjes die mijn vader op zaterdagmiddag in de frituurpan in de schuur liet glijden? Vis die hij als bedankje (of steekpenning?) toegestopt had gekregen. Er hing een hangertje van een scholletje aan mijn kettinkje, door vele verhuizingen kwijt geraakt.
Het boek, ‘De ontdekking van Urk’, brengt de geschiedenis van het voormalig eiland in kaart en probeert het gesloten karakter te duiden. Natuurlijk komt de drie-eenheid kerk, familie en visserij aan bod. De schrijver, Matthias M.R. Declercq, woonde kerkdiensten bij, ging mee op zee en begaf zich in de samenleving om een waarachtig beeld van Urk neer te zetten. Voor mij was dit boek een soort therapie. Waar ik als klein meisje mij wilde aanpassen aan de kinderen op school, viel er een enorme last van mijn schouders. Misschien was ik wel anders, maar in het licht van wat er in het boek te lezen viel, was het niet vreemd dat ik niet helemaal thuishoorde in de Urker cultuur, beschermend tegen alles wat van buiten kwam.
Ballast
Toen ik uit de polder verhuisde, kon ik eindelijk mijn tijd op Urk loslaten, maar ik had inmiddels heel wat bagage: ervaringen van buitengesloten voelen, de angst en het wantrouwen niet aardig of goed genoeg gevonden te worden om wat je aan hebt, hoe je praat, wat je gelooft, wie je ouders zijn. Het duurde genoeg jaren voordat ik mij realiseerde dat ik deze ballast overboord kon gooien. Het lezen van ‘De ontdekking van Urk’ hielp mij het overtollige een zetje te geven. Tussen de regels door werden mijn gedachten en mijn gevoelens bevestigd: ik hoef mij niet aan te passen, ik ben goed zoals ik ben. Nadat ik het boek in één ruk had uitgelezen, zat ik een tijdje in stilte met het boek dichtgeslagen op schoot. Ik voelde mij minstens 5 kilo lichter en vrijer. Een treffende, uitgebreide recensie door Jan van den Berg, geboren en getogen op Urk, lees je hier.
Toerist
Vorig jaar heb ik met een vriendin ‘een dagje Urk’ gedaan. We parkeerden de auto vlak bij de grote scheepswerf, waar de kotters op het droge liggen voor reparatie en onderhoud. Ik deed de deur open en ik werd overspoeld door de overbekende geuren van vroeger. De slijptol op metaal, het lassen, de dieselolie, van iets verder weg de gerookte paling. Ik werd er blij van. Het was niet het gevoel van thuiskomen, maar van iets heel bekends met al het moois en lelijks wat er was. En het was goed.
We kuierden over de haven, struinden door de ginkies van het Oude Dorp, aten een roompuddingbroodje bij de bakker, namen onze tijd bij het Urker vissersmonument. Keken uit over de Ommelebommelestien, liepen over de basaltblokken naar het uiterste puntje van de dam, via de kleinere werven kwamen we bij de jachthaven, de poort voor al die vremdesnuuten met hun bootjes. We pakten wat zonnestralen op het Urkerstrand, namen een duik in het IJsselmeer, aten tongetjes bij één van de restaurants. Herinneringen aan mijn jeugd op dit eiland bleven aanspoelen net als de ijsschotsen op het strand, na die strenge winter ergens jaren ’80 toen het IJsselmeer helemaal dichtgevroren was. Voordat we over de sluis naar de Domineesweg reden, zwaaide ik nog even naar het politiebureau, daaraan vast zat ons woonhuis van lang geleden, en we lieten het voormalig eiland achter ons.
“Fitting in is one of the greatest barriers to belonging. Fitting in is about assessing a situation and becoming who you need to be in order to be accepted. Belonging, on the other hand, doesn’t require us to change who we are; it requires us to be who we are” Brené Brown (2015)
Wat schrijf je toch mooi Paula! Ik heb het in één adem uitgelezen. Herken veel van mijn eigen ervaringen uit mijn jeugd in Hummelo. Eerste import in een Achterhoeks dorp als kind van een arts. En dan ook nog rood haar hebben.
Hoi Fen,
Dank je wel voor je reactie. Dat zal ook niet even makkelijk zijn geweest. En kijk waar we nu terecht zijn gekomen!
Hoi Paula je droom achter naar
Pelgrim route wandelen bij komen van je afscheid nemen van al je lieve gebakken broodjes en dan de vervelende operatie
Wind in je haren je hoofd leeg en genieten wat er op je pad komt
Stoer van je